In een chalet in de bergen heeft een vrouw in het geheim met haar minnaar afgesproken. Zijn echtgenote weet van niets. De twee beleven een idyllische romance, de tijd lijkt stil te staan als ze samen zijn. Tot haar geliefde plotseling aan een hartaanval sterft. De vertelster blijft alleen achter met zijn levenloze lichaam en besluit het bij zich te houden. Als ze de volgende ochtend bij het chalet weg moet, legt ze hem in haar auto en gaat met hem op reis zonder een ander duidelijk doel dan nog langer bij hem te kunnen blijven. Terwijl het lijk langzaamaan begint te ontbinden, haalt de vrouw herinneringen op aan de man van wie ze zoveel heeft gehouden, degene bij wie ze leerde echt lief te hebben. In twee lange, openhartige brieven richt ze zich tot diens echtgenote – de enige persoon tegen wie ze het kan en wil vertellen.