Djoeke van ât Hull zit aan de grond; hij trekt in een chalet op het verlaten vakantiepark ât Ezeltje, in de winter bewoond door een groepje outcasts. Zijn masturbatiefrequentie is beduidend gedaald als hij over de heg de exuberante Audrey dâAudretsch ontwaart: hij wordt haar minnaar.
Audrey gaat voor in een ritueel bij vollemaan in een duinpan aan de Noordzeekust. Middels het brouwsel van een meesterplant, ayahuasca, kunnen de deelnemers, veelal bewoners van ât Ezeltje, hun blokkades opheffen. Heftige hallucinaties, ontluchtingen en bizarre gedragingen zijn het gevolg.
Djoeke van ât Hull vliegt langs intergalactisch puin de diepste leegte in. Besprongen door jeugdherinneringen, een verloren liefde en angstaanjagende wanen zoekt hij in gesprek met het Ander antwoord op de eeuwige vragen: Wie ben ik? Wat ben ik? Is er een leven na de dood?