Braziliaanse moderne klassieker uit 1899 over een wantrouwend echtgenoot en het (vermeende?) bedrog van zijn vrouw.
Bento Santiago heeft ooit zijn moeder getrotseerd en het priesterschap opgegeven om te trouwen met zijn grote jeugdliefde Capitu. Maar door één terloopse opmerking raakt hij er decennia later van overtuigd dat zijn vrouw jarenlang met een ander naar bed ging. En wel met zijn beste vriend Escobar. En dat de jongen die hij heeft opgevoed als zijn zoon, onmogelijk van hemzelf kan zijn.
Heeft de doorgaans trouwe, doch ergens ook geniepige Capitu, werkelijk overspel gepleegd? Of zijn het ‘bewijs’ van haar bedrog slechts de paranoïde hersenspinsels van een woest onbetrouwbare verteller in de herfst van zijn leven?
Het antwoord is aan de lezer in dit ingenieuze, tragikomische meesterwerk van een van de grootste schrijvers die Brazilië ooit heeft voortgebracht.