Het lijkt zo eenvoudig: je koopt een metaaldetector, trekt ermee door de legendarische goudvelden van Australië en de kans is groot dat je met een paar vette goudklompen thuiskomt. Dat lijkt armlastige schrijver Jeroen van Bergeijk wel wat. In de nasleep van de financiële crisis heeft hij zijn spaargeld zien verdampen en de goudprijs zien stijgen. De auteur laat zich down under omscholen tot goudzoeker. Hij trekt vol goede moed de outback in en strijkt neer in het gehucht Ora Banda, inwonertal: 7.
Al snel blijkt dat goud zoeken en goud vinden twee verschillende dingen zijn. Bovendien lijkt achter de joviale, no worries mentaliteit ook een duistere wereld schuil te gaan. Een wereld waarin bedrog, paranoia, hoogmoed en racisme welig tieren. Goud haalt het slechtste in de mens naar boven.
In Goudkoorts doet Jeroen van Bergeijk verslag van zijn reis door Australië, de op een na grootste goudproducent ter wereld. Het meeste daarvan wordt gedolven in mijnen zoals de Super Pit, een door mensen gegraven gat dat zo groot is dat je het vanuit de ruimte kunt zien. Maar in de schaduw van die grootschalige, industriële mijnen zijn nog altijd net als tijdens de gold rushes van de negentiende eeuw duizenden individuele goudzoekers actief.