Bennie, een ziekelijk jongetje uit een achterbuurt, werkt zich op uit de ellende. Daarbij wordt hij tegengewerkt door zijn eigen, joodse milieu, en de antisemitische samenleving om hem heen. Carry van Bruggen zet haar geliefde thema (de strijd van het individu tegen de vooroordelen van de massa) in om het antisemitisme van Nederland aan het begin van de 20ste eeuw te beschrijven. "Het Joodje" is ook een kantelpunt in haar oeuvre: de overgang van realisme naar psychologische roman.
Carry van Bruggen (schrijversnaam van de Joods-Nederlandse Carolina Lea de Haan, 1881-1932) was de zus van Jacob Israël de Haan, schrijver van "Pijpelijntjes", een van de eerste Nederlandse romans waarin homoseksualiteit openlijk werd beschreven. Net als haar broer ging Van Bruggen geen controversieel thema uit de weg. In haar romans en pamfletten ging ze elk dogmatisme te lijf. Ze was de enige vrouwelijke auteur uit haar tijd die door collega’s en critici au sérieux werd genomen. Ze woonde een tijdlang in Nederlands-Indië met haar eerste man. Haar bekendste romans zijn "Eva" en "Een coquette vrouw". Ze schreef ook non-fictie, met als bekendste titels "Prometheus" en "Hedendaags fetisjisme". Haar werk raakte in de vergetelheid, maar werd in de jaren 1970 herontdekt door de feministische beweging.