Berlijn 1932: Sala en Otto zijn tieners als ze verliefd worden. Hij behoort tot de arbeidersklasse, zij komt uit een intellectuele Joodse familie. In 1938 ontvlucht Sala haar geboorteland en kan ze terecht bij haar tante in Parijs – totdat de Duitsers binnenvallen. Terwijl Otto het leger in moet om mee te vechten, mislukt Sala’s poging om Frankrijk te verlaten en wordt ze gevangengezet in Gurs, een kamp in de Pyreneeën. Een kamp waar alleen de sterksten overleven, om in 1943 gedeporteerd te worden naar Auschwitz. Maar deze keer heeft Sala geluk en kan ze onderduiken.
Vlak voor het einde van de oorlog wordt Otto door de Russen gevangengenomen. Pas in 1950 keert hij huiswaarts, naar een verwoest Berlijn. Sala vertrekt na de oorlog naar Buenos Aires, in de hoop daar een nieuw leven op te bouwen. Lange tijd zien de twee elkaar niet, maar als Sala Otto’s naam in het telefoonboek vindt, weet ze dat ze hem nooit vergeten is…