Dieuwertje Blok debuteert met een ontroerende ontdekkingstocht door het oorlogsverleden en -dagboek van haar Joodse moeder
'Henny Gazan, mijn moeder, was zeventien toen de oorlog uitbrak en zat tweeënhalf jaar ondergedoken. Tweeënhalf jaar kon ze niet naar buiten en moest ze zich zelfs af en toe een avond in een kast verstoppen. Ook mijn grootouders doken onder en overleefden zo de oorlog. De rest van mijn familie van moederskant heb ik nooit gekend, ze zijn vrijwel allemaal vermoord. Mijn moeder wist daardoor als geen ander wat vrijheid betekende. En ze koos er echt voor om niet te haten, ze keerde zich niet van de wereld.'
Die zin om te leven, de vrijheid, zie je ook terug in het bijzondere oorlogsdagboek (1939-1942) dat Dieuwertje en haar zussen vonden na het overlijden van hun moeder Henny Gazan. Je leest over een vrolijke, intelligente jonge meid, die om de haverklap verliefd was: 'Op één van hen ben ik absoluut verliefd, maar wie het is, weet ik niet.' Het is een licht en luchtig tienerleven, totdat je je realiseert dat het 1939 is.
Dieuwertje Blok duikt in het verleden van haar moeder en leert haar, en zichzelf, daardoor steeds beter kennen. Naast het dagboek, dat volledig te lezen is in deze uitgave, verzamelt ze anekdotes en brieven die de tand des tijds hebben doorstaan en geeft ze context bij alles waar haar moeder over schreef. Ze schijnt haar licht op het wonderlijke 'kamp' in het Lloyd Hotel, waar vanaf 1938 Joodse vluchtelingen uit nazi-Duitsland werden opgevangen en waar Henny graag en vaak te vinden was op dansavonden. In dit boek puzzelt Dieuwertje het leven van Henny, en alle jongeren die ze ontmoette, bij elkaar en schetst daarmee het ontroerende portret van een bijna verdwenen generatie.