In Herberekening van Frederik Baas (pseudoniem van Jan van Mersbergen) komt schoolverlater Leon op straat bij toeval een meisje tegen dat hij van school kent en dat nu al aan het werk is. Ze rijdt in een huurauto en moet ergens papieren ophalen. Ze vraagt hem om even op de huurauto te passen. Dat doet Leon, het meisje komt echter niet meer terug. Dan hoort hij vanuit de auto de stem van de navigatie: ‘Volg de weergegeven route.’ Leon besluit in te stappen en de taak van het meisje over te nemen. Hij gaat op pad, zonder te weten waarheen en wat hij vervoert. De navigatie leidt hem.
In eerste instantie voelt dat goed: hij heeft een taak en een doel, alles is overzichtelijk en eenvoudig en ook belangrijk. Maar langzaam wordt hem duidelijk dat het een duistere zaak is en hij worstelt met zijn ongevraagde betrokkenheid en daarmee samenhangende schuldvraag.
‘Het schrijfblok ligt voor me, met de pen er weer naast. En ik weet: als ik straks een lijstje heb en ik al die punten aan elkaar kan knopen en alles duidelijk vertel dan laten ze me weer gaan. Dat weet ik zeker, als ik maar rustig kan blijven. Als de beelden van de afgelopen dagen me niet de baas worden en ik niet weer ga gillen en schreeuwen, als ze van mijn hoofd via mijn arm op dat papier kunnen komen. Schrijf het eerste wat in je opkomt, zei die man. Dan volgt de rest vanzelf. Even luister ik naar dat zoemen in deze kamer, en dan schuif ik het schrijfblok naar me toe, sla het voorblad van stevig karton om en pak de koude pen in mijn hand en mijn hoofd lijkt rustig, en helemaal bovenaan schrijf ik met trillende hand ... Herberekening.’