Cornelis Lely was al decennialang voorstander van de aanleg van een afsluitdijk. Er was een ramp voor nodig om zijn tegenstanders de mond te snoeren. Die ramp vond plaats in januari 1916. Een hevige storm zette grote delen van het noorden onder water. Plotseling wilde iedereen die dijk. Vanaf dat moment vonden Lely en zijn ingenieurs niemand meer op hun weg. Althans, bijna niemand. Want in het afgelegen Harderwijk woonde een ongeschoolde ondernemer die besloot het op te nemen tegen de hoge heren die waren bevangen door de polderkoorts. De eigenzinnige Eibert den Herder waarschuwde keer op keer voor de gevolgen die de aanleg van een afsluitdijk voor de Zuiderzee zou hebben. Wat zou er gebeuren met de visserij, waarvan velen afhankelijk waren? Hoe profijtelijk zouden die polders eigenlijk worden? Hoe veilig zou men daar leven, in dat nieuw te maken land? Eibert den Herder nam het op tegen Cornelis Lely en zijn ingenieurs.
Het was dinsdagavond 21 maart 1916. De lente begon. De Slag bij Verdun was in volle bloedige gang, Duitsland leek de oorlog te verliezen. In Den Haag werd in de late avond de Wet tot afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee aangenomen, zonder hoofdelijke stemming. Terwijl de voorzitter het volgende punt aan de orde stelde - een wijziging van een onderwijswet - raapte Cornelis Lely zijn papieren bij elkaar en verliet het Binnenhof. Thuis gaf hij zich over aan melancholieke gedachten. Het was gelukt. Dertig jaar geleden sprak hij met zijn vader over het inpolderen van de Zuiderzee. Nu ging het beginnen.