Dit is het portret van een schatrijke Indische mama, uit de vorstenlanden van Java, waarin haar hart nog toeft, naar Den Haag overgeplant en door haar schoonzoon Bob en haar dochter Julie meegenomen op een vakantiereis naar Capri, omdat deze twee het sedert de dood van papa – eens Toewan Besar van de suikeronderneming Gedong Doro – het niet vertrouwd vinden haar alleen in Den Haag achter te laten, waar zij bij een vorige gelegenheid, haar koffie-met-slagroom bij Lensvelt drinkend, een meneer van Drimmeler ontmoet heeft: een toch zo sympathieke heer die alles van aandelen en obligaties afwist en de in zaken minder beslagen weduwe spontaan aanbood, haar bij de belegging van haar kapitaal met raad en daad terzijde te staan.
De vakantiereis is eigenlijk een uitgestelde huwelijksreis, omdat het jeugdig bruidspaar destijds halverwege Madeira telegrafisch werd teruggeroepen: papa had een beroerte gekregen als gevolg van een familieruzie na het bruiloftsdiner in het Scheveningse restaurant Bali.
Op mama moet dus een beetje gepast worden en dat blijkt geen sinecure; tijdens de autotocht naar het zuiden zorgt zij, ook al door haar grote openhartigheid in politieke aangelegenheden, voor de nodige complicaties. Op Capri nieuwe moeilijkheden, maar deze keer ook omdat Bob zelf niet ongevoelig blijkt voor de gevaarlijke geest van het Sirenen-eiland. Op het laatst neemt mama’s leven een dramatische en zelfs tragische wending – wat er weer toe leidt dat haar schoonzoon, nu een rijk en gezeten man, een nieuw levenspatroon voor zichzelf uitstippelt, terwijl Julie onbewust in de huid van mama kruipt.
Fabricius neemt u mee naar het Weinhaus Zum Feisten Bacchus aan de Rijn, naar een landelijk hotelletje aan de Zwitserse Wallensee, naar een oud-Tirools Gasthof op de Brenner, waar je de rook en de bierlucht kunt snijden en waar mama geniet van Schuhplattler-dans en Zithermusik, door papa eens zo bemind; dan via Bologna, waar er iets opwindends met mama’s juwelen gebeurt, en de Viale del Sole naar Napels en het de schrijver zo vertrouwde Capri, ‘dit eiland waar niets meer reëel schijnt’.
Een kleurig boek, humoristisch, maar niet zonder de trieste noot die het zout is dat aan de humor zijn smaak geeft.
De figuren in Fabricius’ nieuwe roman zullen u aan het hart groeien, in de eerste plaats de formidabele mama zelf, die toch zo weinig doet om zich bij u bemind te maken en wier feilen de auteur zo meedogenloos aan het licht brengt.