In Alles in het klein zijn enerzijds brieven en anderzijds verhalen en dagboekbladen samengevloeid tot een meesterlijke autobiografische roman. De jeugd van de verteller wordt gedomineerd door de aanwezigheid van zijn Jiddische grootmoeder met al haar verhalen uit een verdwenen wereld.
Verpale schrijft over het café van Moeder Zulma, over de beroemde rabbi Menachem Mendel van Kotzk, over zijn opeenvolgende geliefdes: het broodmagere leerlingkapstertje Kookske, de altijd blootsvoets lopende Boes en de ‘pijnlijk mooie’ en verdienstelijk dichtende Lotte.
Dit boek was de oogst van een innerlijke noodzaak. ‘Ik moet schrijven,’ verklaarde Verpale. ‘Ik ben in de allereerste plaats een verteller. Ik moet al die geschiedenissen optekenen want tot zolang ik het niet gedaan heb voel ik me schuldig. Beschouw mij maar als een chroniqueur tegen wil en dank.’
Over Eriek Verpale:
• Tristesse voerde de boventoon in het leven van Eriek Verpale. Maar hij wist er wel prachtig proza van te maken. De schrijver hoorde nooit ergens bij. Hij was meer dan zomaar een volksmens, maar wilde ook geen intellectueel zijn. – De Standaard
Over Alles in het klein:
• Een bedwelmend geheel. – Jessica Durlacher in de Volkskrant
• Ik zeg dat hij twee meesterwerken heeft geschreven, Alles in het klein en de monoloog Olivetti 82, waarbij veel van wat tegenwoordig de hemel wordt in geprezen, onherroepelijk verbleekt. – Luuk Gruwez in De Poëziekrant