‘Ik was nog vergeten om het over Boos Meisje te hebben. Boos Meisje laat zich niet paaien. Boos Meisje doet iets met haar wenkbrauwen dat nog niemand beschreven heeft. Denkt er het hare van, maar wat dat is? Maakt aantekeningen, maar ik ben bang voor wat ze noteert. Ook zoiets: Boos Meisje glimlacht niet beleefd. Neemt niet je jas aan. Parkeert achteruit in zonder in de spiegel te kijken.’
In toenemende mate zijn de essays van Marja Pruis verplichte leesstof voor onze tijd: onbeschaamd erudiet en onnavolgbaar grappig heeft ze het over de hoekigheid van Rachel Cusk, over het vrouwenhaterige van Renate Rubinstein, het Arabisch van Sigrid Kaag en de arrogantie van haarzelf. In beeldende, bijtende observaties schrijft Pruis over misogynie, sociale pikordes, over het ideaalbeeld van de vrouw en de realiteit, over hoe schrijfster te zijn. Vrouwen hebben een onmogelijke opdracht in onze maatschappij. Lief zijn, maar ook stoer. Alleen niet té stoer, want dan ben je een Boos Meisje. Terwijl dat juist de leukste vrouwen zijn.
‘Pruis bezit het vermogen voor een spiegel te gaan staan en in de weerspiegeling niet alleen zichzelf, maar ook De Mens te zien.’ – Thomas de Veen, NRC
‘De koningin van het persoonlijk essay.’ – Connie Palmen in de Volkskrant
‘Een van de beste schrijfsters van deze tijd.’ – HP/De Tijd