Een Nederlandse Charles Dickens.
Schrijver Jan ten Brink was een van de negen kinderen van de rector van het gymnasium te Appingedam (Groningen). Herinneringen aan die jeugd verwerkte hij in de roman ‘De familie Muller-Belmonte’ (1880). Daarin worden twee familie tegenover elkaar geplaatst. Enerzijds, het gezin van de rector: voortdurend worstelend met geldzorgen. Anderzijds, de familie Muller-Belmonte, levend in weelde maar bedreigd door schandaal. De zedenles die de roman zeker bevat wordt verzacht door de karakterschildering, die doet denken aan Charles Dickens. Net als in zijn bekendste werk, ‘Oost-Indische dames en heren’, schrijft Jan ten Brink in fragmenten die zich geleidelijk samenvoegen tot één intrige.
Jan ten Brink (1834-1901) was letterkundige, theoloog, hoogleraar en schrijver. In de laatste decennia van de 19de eeuw had hij een vooraanstaande positie in de literatuur: hij hield causerieën, was redacteur van literaire bladen, publiceerde feuilletons over literatuur in De Telegraaf. Hij gaf les aan o.a. Marcellus Emants en Louis Couperus, die via hem beïnvloed werden door Zola en diens opvattingen over het naturalisme. Ten slotte kwam hij in conflict met een nieuwe generatie schrijvers, de Tachtigers. Uit zijn omvangrijke oeuvre zijn alleen ‘Oost-Indische dames en heren’ en ‘De familie Muller-Belmonte’ overeind gebleven.