Waarom zijn Nederlandse soldaten nooit vervolgd voor de oorlogsmisdaden die ze tussen 1945 en 1949 pleegden in toenmalig Nederlands-Indië? Tijdens onderzoek voor De Groene Amsterdammer stuitte Maurice Swirc op documenten (met de status ‘zeer geheim’), die laten zien dat de hoogste militaire leiding en de regering in Den Haag door Nederlandse militairen gepleegde oorlogsmisdaden in de doofpot stopten. Dit gebeurde onder meer door klokkenluiders te negeren en te intimideren, bewijsmateriaal te vernietigen en onafhankelijk onderzoek te traineren. De constructie van de Verjaringswet moest de vervolging van deze oorlogsmisdaden definitief onmogelijk maken. is het eerste boek over de Nederlandse oorlogsmisdaden dat is geschreven vanuit een historisch-juridische invalshoek. Maurice Swirc, die voor zijn onderzoek tal van nieuwe bronnen boven water wist te krijgen, laat gedetailleerd zien hoe groot de impact van de Indische doofpot was op onze rechtsstaat.
‘Bij het vegen van de trap moet je bovenaan beginnen,’ klinkt het al decennia onder Indiëveteranen. Eind jaren veertig, begin jaren vijftig verschenen verschillende (geheime) rapporten over de medeverantwoordelijkheid van bestuurders en politici voor Nederlandse massamoorden tijdens de dekolonisatieoorlog in Indonesië tussen 1945 en 1949. Bij het verschijnen van de Excessennota, in 1969, werden politieke kopstukken opnieuw angstvallig buiten beeld gehouden. Deze documenten vervullen een sleutelrol in een historische en politieke doofpot. Met vergaande impact op het functioneren van onze rechtsstaat.