Als Ahmad tien jaar is, verliest hij zijn vader en zijn stem. Volgens zijn overovergrootvader, die in een holle boom op het erf woont, rust er een vloek op de familie: in elke tweede generatie zal de eerste zoon onsterfelijk zijn. 'De katten hebben er iets mee te maken,' vertelt hij, de katten die de politieke onrust gadeslaan in de straten van Teheran waar Ahmad jaren later rondzwerft. Hij ontpopt zich van radicaal dichter tot politicus met een prijs op zijn hoofd; van straatschoffie tot vader van twee bijzonder getalenteerde dochters. Wanneer zijn vrouw hem verlaat, schrijft Ahmad een liefdesgedicht dat zo krachtig is dat het verbrandt zodra het wordt opgeschreven. Dit gedicht zal het belangrijkste wapen worden in de revolutie tegen de Sjah.
De onsterfelijken van Teheran is het magische, meeslepende verhaal van één familie die zich staande probeert te houden in een verdeeld land.
'Een adembenemende familiesaga in de traditie van Honderd jaar eenzaamheid van Márquez.' The Chicago Review of Books