De wereld van de oudheid lijkt ver van ons af te staan, maar dat is slechts schijn. De Grieken en Romeinen worstelden met een aantal van dezelfde vragen als wij en hadden het even moeilijk om daar passende antwoorden op te vinden. Ook zij kregen te maken met het vraagstuk van een waardige oude dag, met critici die de door hen gekozen staatsvorm op de korrel namen, met mensen die zich schaamteloos verrijkten, met martelaren uit vrije wil en met straatcriminaliteit, prostitutie en tekortschietende hygiëne.
In dit boek probeert Fik Meijer antwoord te geven op een aantal vragen, niet in een aaneengesloten geschiedenis maar in tweeëntwintig korte verhalen die telkens een ander aspect van de oudheid belichten. De lezer wordt geïnformeerd over zeer uiteenlopende onderwerpen die ons vandaag de dag nog iets te zeggen hebben: de goden en helden in het stadion van Olympia, de opvattingen van Herodotus en Pausanias over reizen, de opvallende carrières van twee slaven, het verdriet van de Atheense vlootvoogd Themistocles en het heimwee van de Romeinse dichter Ovidius in zijn ballingsoord aan de Zwarte Zee. Ook de uitspraken van kerkvader Augustinus en van kardinaal Simonis over fanatieke supporters, de leiderskwaliteiten van de tegendraadse Jugurtha en de wijze waarop Amerikaanse presidenten zich als Romeinse machthebbers lijken te presenteren worden aan de orde gesteld.
Wie De oudheid is nog niet voorbij leest, zal tot de ontdekking komen dat de antieke wereld dichter bij ons staat dan gedacht.