In de literatuurgeschiedenis staan De Tachtigers bekend als een groep die een revolutie in de verstarde Nederlandse literatuur veroorzaakt heeft. Maar wie leest De Tachtigers nog? De negentiende-eeuwse Russen worden nog gelezen, Gustave Flaubert is een begrip, maar wie kent er van Herman Gorter meer dan de beginzin van zijn gedicht Mei: 'Een nieuwe lente en een nieuw geluid'? Wie leest er nog de magnifieke verdediging die Willem Kloos schreef bij de poëzie van Jacques Perk? En toch: wat er gebeurde in de literatuur zo rond 1885 was werkelijk spectaculair en revolutionair. Maar de critici konden de rijmloze impressionistische gedichten vol zelfgemaakte woorden en ongrammaticale zinnen niet waarderen. Lang duurde de bloei van de Tachtigers niet: na een aantal jaren kwam er ruzie tussen de kompanen en allen behalve Willem Kloos zochten nieuwe wegen. In haar hoorcollege gaat Marita Mathijsen in op de betekenis van de bekendste Tachtigers, hun aanvallen op de bestaande literatuur en op hun opvattingen over poëzie.
Inhoud
College 1. De aanloop
H1. De literaire situatie in de jonge jaren van de Tachtigers
H2. Het naturalisme als nieuwe stroming in het proza
H3. Willem Kloos en het oeuvre van de jong overleden Jacques Perk
College 2. De doorbraak
H4. De oprichting van het tijdschrift De Nieuwe Gids
H5. De Tachtigers rekenen af met hun voorgangers: de spotgedichten Grassprietjes en de bundel Julia
H6. Lodewijk van Deyssel schrijft Over literatuur, met een voorstel om te komen tot een vernieuwing in het proza
College 3. De bevestiging
H7. De eerste ideale roman van de Tachtigers: Een liefde van Lodewijk van Deyssel
H8. Het gedicht Mei van Herman Gorter en zijn latere revolutionaire Verzen uit 1890
H9. De late verschijning van de poëzie van Willem Kloos
College 4. De ommekeer
H10. Outsider Louis Couperus en zijn eerste roman Eline Vere
H11. De korte bloeitijd van de Tachtigers en de zoektocht naar nieuwe wegen