De 20ste eeuw is de eeuw van de massamotorisering. In 1913 begon de eerste massale serieproductie van auto's in Amerika. Door een efficiënt productieproces lukte het de industrieel Henry Ford om de T-Ford relatief goedkoop op de markt te brengen en daarmee toegankelijk te maken voor de groeiende middenklasse. In Europa kwam de automobilisering van de samenleving pas op gang na 1960. Elk Europees industrieland leverde een eigen bijdrage: de Duitse Bondsrepubliek produceerde de luidruchtige, maar uiterst solide VW kever, de Fransen kwamen met de ingenieuze 2cv en de Engelsen met de briljante Mini. Het allerliefste autootje was zonder meer de Italiaanse Fiat 500. Binnen vijftien jaar stond Europa op wielen en deze nieuwe mobiliteit veranderde in hoog tempo de samenleving.
In zijn hoorcollege schetst Maarten van Rossem in grote stappen de cultuurgeschiedenis van de gezinswagen en daarmee ook die van de Westerse samenleving.
Inhoud
H1. Het begin
H2. De revolutionaire T-Ford
H3. Hitlers geesteskind
H4. Militaire volkswagens
H5. De Kever door een Engelsman gered
H6. De Trabant, een volkswagen van Duroplast
H7. Een Toute Petite Voiture
H8. De swingende Mini
H9. De Cinquecento, het liefste volkswagentje ooit
H10. Veiligheid en infrastructuur