Vader trekt een wenkbrauw op.
‘Wil Hermann wel bij de Hitlerjugend?’
‘Jazeker’, knikt Hermann.
‘Waarom heb je het dan niet zelf gevraagd?’
Hermann kijkt naar de steentjes op de grond en geeft geen antwoord.
Hij ziet dat vader zijn lippen op elkaar perst en weet nu al
dat ze het niet voor elkaar zullen krijgen.
‘Mag het dan?’ vraagt hij.
‘Nee, hiervoor geef ik geen toestemming. Punt uit.’
Duitsland, 1938. Hitler heeft het land veel goeds gebracht.
Daar is Hermann van overtuigd. Hij wil dus ook graag bij de
Hitlerjugend, met zijn neef Otto. Maar daar is zijn vader het
niet mee eens. Pas als vader wordt opgepakt, gaat hij overstag.
Hermann wordt lid van de Hitlerjugend.
Maar hoe moet hij nu omgaan met zijn Joodse vriend Jakob?
De Führer vindt Joden ongeschikt om in Duitsland te wonen.
Hermann laat op aanraden van Otto zijn vriend in de steek.
Toch geeft hem dat geen rust. Zeker niet als hij ziet hoe in de
Kristallnacht de winkel van Jakobs vader bruut wordt vernield.
Heeft Hitler het echt bij het rechte eind?