Giph, de hoofdpersoon, vertelt met vaart en bijtende vrolijkheid over het studentenmilieu anno nu, door hem 'een groot geil gezellig feest' genoemd. Soms hevig ontroerd, soms met een meedogenloos gevoel voor pathetiek, maar altijd in de contramine beschrijft Giph zijn studentenhuis, een wintersportvakantie in Veyssonaz, het Boekenbal, de Nederlandse Toiletteren, het Volksmuseum Limburg, een zelfmoordpoging en zijn vele amoureuze escapades.