Met bijdragen van o.a. Carolina Trujillo, Pieter van Os, Erik Brouwer en Arthur van den Boogaard
Vier keer praatte Mark van den Heuvel in februari en maart met John van ’t Schip, die naar eigen zeggen binnen een jaar twee vaders verloor:
zijn eigen vader en Johan Cruijff. Het leidde tot een interessante monoloog van iemand die weliswaar altijd een Cruijff- adept is geweest en nog is, maar die voldoende zin voor betrekkelijkheid heeft om ook de excentriciteiten te herkennen. Zo kreeg Van ’t Schip ooit een boete voor slecht spel tijdens een interland waaraan hij niet had meegedaan.
Cruijff: 'Had je maar wel mee moeten doen.'
Het groeiend aantal fans van Carolina Trujillo kan tevreden zijn: ook in dit nummer staat weer zo’n bizar en ontroerend verhaal waarin ‘de moeder’ een hoofdrol speelt, dit keer in direct contact komend met haar
landgenoot Luis Suárez.
Erik Brouwer observeerde Pirlo en Kaká die tegen elkaar voetbalden in de Amerikaanse competitie, Pieter van Os beschrijft het geestdriftige oordeel van Cruijff over penalty shootouts in zin Amerikaanse jaren en Arend Jan Heerma van Voss blikt terug op een door hem gespeelde wedstrijd in 1958 tegen de B1 van Ajax waarvan vooral de linksbuiten hem opviel: Piet Keizer.
Zo worden Cruijff en Keizer ook in deze inleiding weer in één adem genoemd.
Henk Spaan, Matthijs van Nieuwkerk, Hugo Borst