Het is 12 januari 1807, kwart over vier. In de binnenstad van Leiden slaat een schip vol kruit een enorme krater in de wijk Rapenburg. De dreun klinkt tot ver in de omtrek.
Hugo van Meerten, substituut-schout van Leiden, probeert uit alle macht de tragedie te beheersen. De openbare veiligheid heeft hoge prioriteit. Maar hoe is het met zijn zoontje Herman Willem? Juist toen het schip ontplofte, zat hij op school, gevaarlijk dicht bij de gracht.
Als de rook opgetrokken is, ontstaat een explosie van vragen: wie weet wat er gebeurde?
Onze vaderlandse geschiedenis kent enkele grote kruitrampen, waaronder die in Delft en in Leiden. De jongste vond plaats in Enschede, 20 jaar geleden. Deze roman kleurt de gebeurtenissen rondom de ramp in Leiden op overtuigende wijze in.