De foto is van 1925 en laat een welgestelde joods Amsterdamse familie zien. Rondom Karel Cohen, slager van beroep, en zijn vrouw Betje, staan de gezinnen van hun zonen Maurits en Max. Alle mensen op deze foto zijn inmiddels dood, maar hun dagboeken, sinterklaasgedichten en honderden brieven zijn be¬waard gebleven. Van vóór, ín en van ná de oorlog.
Karel en Betje hebben drie kleindochters en een kleinzoon. Eind jaren dertig vertrekt de kleinzoon naar Palestina. Karel sterft in december 1940 een natuurlijke dood. Twee kleindochters vluchten naar Zwitserland, waarbij er een, Netty, aan de Zwit¬serse grens wordt tegengehouden. Zij sterft in Auschwitz. De anderen duiken drie jaar lang onder en overleven de oorlog.
Arjeh Kalmann, zoon van een van de hoofdpersonen, com¬poneerde portretten van de tien afgebeelde Cohennen. Zijn dominante opa Max sloot iedere brief af met de opdracht: ‘Leef gelukkig.’ Niemand slaagde daarin.
‘Wanneer ik niet sterk was, dan kon ik iedere dag verdriet hebben; ik loop door Amsterdam en de Kalverstraat als een vreemdeling, zelden ontmoet ik iemand uit mijn jeugd en later!’