In Mijn Afrikaanse telefooncel komen Afrika, het Midden-Oosten en Oost-Europa - de drie gebieden die Lieve Joris de afgelopen dertig jaar bereisde - voor het eerst samen. Met liefde en mededogen beschrijft ze de mensen die ze ontmoet; ze duikt onder in hun levens en trekt de lezer mee naar binnen.
De Malinese Bina die haar tot beschermheilige van zijn telefooncel maakt, de Koerdische Ismaïl die Baudelaire leest in de binnenlanden van Syrië, de Hongaarse Szabolcs die in de ban raakt van een vergeten dorp aan de Tisza - dwars tegen de onverschilligheid van hun machthebbers in, vechten zij met flair voor hun bestaan.'