Primo Levi vergeleek Silvio Pellico met Odysseus, die na ellendige omzwervingen zijn levensverhaal vertelt. Het verschil tussen beiden is dat Pellico's verhaal, zoals opgetekend in Mijn gevangenissen, geen mythologie is maar keiharde, historische werkelijkheid.
Op 13 oktober 1820 werd de eenendertigjarige journalist, dichter en toneelschrijver in Milaan gearresteerd op last van de Oostenrijkse machthebbers, die het na de val van Napoleon in Noord-Italië weer voor het zeggen hadden. De beschuldiging luidde: hoogverraad, omdat hij samen met tientallen anderen deelnam aan een organisatie (de Carbonari) die streefde naar een onafhankelijk en verenigd Italië.
Na eindeloze ondervragingen en voorarrest in Milaan en Venetië, werd hij veroordeeld en acht jaar lang gevangen gehouden in een onderaardse kerker van het Moravische kasteel Spielberg in Brünn, het tegenwoordige Brno. Na zijn vrijlating in 1830 schreef hij met Mijn gevangenissen (1832) het verhaal van zijn in totaal tien jaar durende lijdensweg.
Hij schrijft over de ontstellende gruwelijkheden, de ontberingen en de misstanden die hem en zijn medegevangenen ten deel vielen. In die zin behoort Mijn
gevangenissen tot de literaire traditie van gevangenis- en kampliteratuur, waar ook het werk van Primo Levi zelf in past.