Een vrouw van in de zestig met autonoom seksuele verlangens, de veertiger die voor haar echtgenoot kiest maar tegen de moraliteit van het huwelijk, het jonge meisje dat kritisch staat tegenover haar biologische rechten en plichten en er een wetenschappelijke experiment van maakt, alsmede twee moderne lesbiennes die de zoon van een van de twee inzetten voor gezamenlijk nageslacht.
Waterflessenbezorger Stanley krijgt door een vreemde samenloop van omstandigheden met vier zeer uiteenlopende personen tegelijk verhoudingen die op net zo uiteenlopende manieren iets met seks te maken hebben. Hij houdt het hoofd koel en slaat zich er dapper doorheen. Eind goed, al goed. Alleen is hij wel een beetje moe geworden van al die verwikkelingen. Om niet te zeggen: kapot.
Waar gaat onze tijd over? Dat kunnen we bijna zelf niet overzien. Het belangrijkste verschil met honderd jaar geleden is dat we niet meer in God geloven en dat de man de baas niet meer is. Sinds de uitvinding van de voorbehoedsmiddelen - niet veel langer dan een halve eeuw geleden - is de rol van de vrouw ingrijpend aan het verschuiven. En daarmee die van de man. Met verwarring voor beide seksen tot gevolg. Vrouwen moeten zichzelf geheel opnieuw uitvinden en mannen dus ook. Het leven gaat immers niet meer vanzelf, zoals vroeger, toen de komst van nageslacht op jonge leeftijd voor vrouwen definitief bepalend was voor het verdere verloop van het leven. Ze moeten ze alles nu zelf ter hand nemen. Daarmee zijn de mannen hun vanzelfsprekend dominante rol kwijt.
Seks met Stanley is een Woody Allen-achtige zedenschets die die een actueel tijdsbeeld geeft van de moderne vrouw en haar behoeftes en daarbij mild knabbelt aan de moraal, zoals het hoort in komedies - om de wereld een minuscuul millimetertje verder brengen.