Hoewel in de vorige eeuw de wallen van het stadje grotendeels gesloopt werden, blijven de bewoners zweren bij hun isolement en zetten zij de droom van het roemrijke verleden voort in het heden. Bij het stadje wordt, tussen de beide wereldoorlogen, een brug met een stuw over de Maas gebouwd, die een einde maakt aan de jaarlijkse insluiting door het water. De roman speelt zich of tijdens deze bouw. Bij de voltooiing van de
brug wordt een feest gevierd. Het richt zich echter niet op de ontsluiting van het stadje, maar het wordt gevierd uit de hang van de bewoners
te blijven binnen de omslotenheid van hun onvolprezen woonplaats.
Als een verbindende draad loopt door het gehele boek de geschiedenis van een spastisch meisje, waarmee de stadsdokter het wonderlijkste avontuur van zijn praktijk beleeft. Daar omheen gegroepeerd zijn talloze figuren uit de kleine samenleving van het stadje: de koster, de begrafenisondernemer, de stadsarchivaris, de postbode en vele anderen. De sfeer wordt o.m. bepaald door het feit dat het stadje twee blindengestichten en een rijkspaviljoen voor vrouwelijke geestesgestoorden rijk is. De bevolking van deze inrichting heeft een grote invloed op het straatbeeld. Eenmaal was het stadje ook een garnizoen, hetgeen zijn invloed op de samenstelling van de bevolking gehad heeft, terwijl de zelfkant van deze kleine maatschappij voortkomt uit historische liefdadige inrichtingen, die verpauperden van elders opnamen. Gekruid met anekdotes, weemoedig en vol humor tegelijk, zal deze nieuwe roman de liefhebber van Coolens onnavolgbare vertelkunst tot de laatste letter boeien.