Boudewijn Büch heeft nog nooit een echt reisboek geschreven. Weliswaar schreef hij enkele eilandboeken, maar in dit boek doet hij voor het eerst verslag van een reizend leven. Büchs reizen zijn echter nooit strandvakanties of zinloze tochtjes naar plekken met mooie uitzichten. Integendeel: zijn reizen voeren hem naar donkere kelders, naar kokend hete streken waar ogenschijnlijk niets te beleven valt en naar grafvelden zonder eer.
In dit boek gaat Büch op zoek naar het langste hek ter wereld (Australië), doet hij een laatste poging Napoleons pik te traceren (in de Verenigde Staten) en onderneemt hij een bizarre reis naar geamputeerde armen en benen. Hij vindt het te Waterloo afgeschoten been van een generaal op een Brits kerkhof, een ander been op een begraafplaats even buiten Washington en hij komt op het spoor van een Nederlandse man die het liefst vrouwen met een been beminde. Er wordt een bedevaart gemaakt naar het monument voor een dapper hondje uit Montana. In Petropolis en elders in Brazilie gaat hij op bezoek bij twee heren die ieder voor zich de Braziliaanse keizerstroon opeisen. In Zuid-Afrika lukt het hem niet de plek te bereiken waar de tweeëntwintigjarige prins Napoleon IV - ver van huis geraakt - sneuvelde, maar gelukkig vindt hij diens definitieve rustplaats wel in Engeland. Op zoek naar Norton I, de keizer van de Verenigde Staten, raakt Büch verzeild in een vreemd gezelschap, maar hij komt gelukkig met een mooi verhaal thuis.
Steeds verder weg is een boek vol verloederde adel en afgelegen streken; het is het logboek van een vasthoudende reiziger, van een schrijver die meer heeft gereisd dan liefgehad en van een man die zeker weet dat er achter de einder nog altijd net iets meer te halen is.
Mede door de leuke foto's is 'Steeds verder weg' een amusant boekje geworden. Het enthousiasme waarmee Büch de kleinste, maar niettemin interessante details beschrijft, werkt aanstekelijk." - de Volkskrant