In de stijlleer is een troop een metafoor, in de muziek een stukje melodie, in de sterrenkunde worden er het noordelijkste en het zuidelijkste punt van de zonnebaan mee aangeduid, en vandaar het gebied op aarde ertussen, waar de zon tweemaal per jaar loodrecht boven staat.
Alle drie die betekenissen doen mee in de debuutbundel van Antoine A.R. de Kom; de tweede slaat op de vorm, de eerste op het tussengebied van vorm en inhoud, de derde op de inhoud in engere zin, op de stof: de West-Indische achtergrond van de dichter is overal aanwezig, wordt vaak zelfs tot voorgrond. Het resultaat is een bundel die Latijns-Amerikaanse openheid en bontheid paart aan Europese vormkracht en distantie, zodat het exotische ook zonder exotisme te waarderen is.