Adriaan van Dis (1946) groeide op in Bergen, temidden van halfzussen en ouders met een Indische (oorlogs-) geschiedenis. Al tijdens zijn studie publiceerde hij bij NRC Handelsblad, waar hij later redacteur was. Hij debuteerde in 1983 met de novelle Nathan Sid, die hem het Gouden Ezelsoor opleverde, de prijs voor het best verkochte literaire debuut. In 1986 verschenen achtereenvolgens De rat van Arras en de reisverhalenbundel Casablanca, en debuteerde hij als toneelschrijver met het stuk Tropenjaren, in 1988 gevolgd door Komedie om geld. In 1988 verscheen ook de roman Zilver of Het verlies van de onschuld.
In de beginjaren negentig schreef hij veelal reisliteratuur: Het beloofde land, In Afrika, en Waar twee olifanten vechten - Mozambique in oorlog (samen met de fotograaf K. van Lohuizen). In 1994 verscheen de uiterst succesvolle roman Indische duinen, over een in Nederland geboren zoon van een Indische familie die wordt opgevoed in de sfeer van verzwegen leed. Dit boek werd bekroond met de Gouden Uil (1995) en de Trouw Publieksprijs en genomineerd voor de Libris-prijs, de AKO-prijs en de Aristeion-prijs. In 1999 kwam de grote roman Dubbelliefde uit, in 2000 gevolgd door de novelle Op oorlogspad in Japan.
In september 2002 verscheen bij uitgeverij Augustus de roman-in-taferelen Familieziek, waar de critici eensgezind enthousiast over waren: ‘De vlag kan uit - in Familieziek is Van Dis op z’n best,’ jubelde Arjan Peters in de Volkskrant. En Vrij Nederland kopte: ‘Adriaan van Dis overtreft zichzelf. Familieziek is beter dan Indische duinen én Nathan Sid.’ In 2004 schreef hij het boekenweekessay Onder het zink. Un abécédaire de Paris. Begin januari 2007 verscheen De wandelaar en eind november 2007 Leeftocht.