Jaap Scholten (1963) werd bekend met zijn roman Tachtig uit 1996, waarin de rebelse jongeman Frederik van H., een telg uit een Twents textielgeslacht, centraal staat. "De ellende met die familie van mij is dat ze allemaal zo verdomd succesvol zijn" luidde de veelbetekenende eerste zin van de roman. Ook Scholten kwam uit zo'n familie: het voorgeslacht van zijn vader bouwde het textielbedrijf J.F. Scholten & Zonen op, dat later fuseerde met enkele andere ondernemingen tot de Koninklijke Nederlandse Textiel Unie (KNTU), totdat dit mammoetbedrijf in het begin van de jaren zeventig failliet ging. Scholtens moeder komt uit de Stork-familie, die de bekende machinefabriek tot bloei bracht.
Scholten studeerde industriële vormgeving in Delft en grafische vormgeving en reclame aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Rotterdam. Daarna had hij verschillende baantjes - deels om afstand te nemen van zijn familie - voordat hij zich op het schrijven richtte. Scholten in Historisch Nieuwsblad over zijn loopbaanwijziging: "Tot afgrijzen van veel familieleden heb ik twee jaar lang verkondigd dat ik postbode wilde worden. Dat leek me de ideale baan om te combineren met schrijven. Dat heb ik nooit gedaan. Wel heb ik allerlei baantjes gehad, van barkeeper tot chauffeur. Het was voor mij heel bevrijdend."
Scholtens debuut was de verhalenbundel Bavianehaar & Chipolatapudding (1990), die verscheen bij Thomas Rap en stond vol met bravoureachtige verhalen van jongemannen als 'Elvis' en 'Hunter' die voortdurend op reis zijn en in café's en op feesten rondhangen; immer volgeladen met drank, maar ook volkomen wezenloos over hun bestaan. "Pas de volgende ochtend begreep ik dat die avond voor mij een nieuw leven was begonnen. Het verheffende bezitsloze leven van de nomade. Zonder fiets, als herder van de zon, loop ik alles en wacht op de dag dat mijn huis in vlammen opgaat."
Na Bavianehaar & Chipolatapudding stortte Scholten zich zowel op het filmschrijven als op de roman Tachtig die in 1996 zou verschijnen. Scholten schreef verder het script voor de film Beauville, over een oude man die voor hij sterft zijn zoutwaterschildpadjes naar zee wil brengen. In 1995 werd dit scenario in Los Angeles verfilmd door de Belgische regisseur Rudolf Mesdag met in de hoofdrollen Julien Schoenaerts en Marianne Sagebrecht.
Tachtig, dat in 1996 verscheen, gaat over de jonge Frederik die uit een patriarchaal geslacht van Textielfabrikanten in Twente stamt en al enige tijd probeert aan de jachtlustige familie te ontsnappen. Hij moet een aantal dagen op het huis van zijn grootmoeder passen en wordt zo weer even in de familiesfeer ondergedompeld. Hij is zoekend, maar weet niet waarnaar. Zijn liefde Calanda hangt hem de keel uit, maar zijn nieuwe liefdesavonturen beklijven ook niet. De roman speelt zich af in vijf dagen - van dinsdag tot zondag - en wordt, naarmate de dagen vorderen, steeds beklemmender. "Ik sta achter het raam en kijk hoe zij wegfietst. Ik laat haar in de steek. Ik kan niet anders."
Tachtig werd allerwege bejubeld en Scholten werd een grote toekomst toegedicht. Arjan Peters noemde de roman in de Volkskrant "goed nieuws voor de vaderlandse romanlezer" en Ed van Eeden roemde in Utrechts Nieuwsblad zowel de stijl als de plot: "geestig, vlot geschreven, razend knap verteld." Onno Blom in Trouw: "Het einde van Scholtens roman verraadt meer idealisme dan het begin deed verwachten. Het sarcasme van Frederik keert langzaam om in zijn tegendeel. Hij dóet iets. `Het is gezegd, het is niet onopgemerkt gebleven', staat er, nu met een knipoog naar Gerard Reve, op één pagina voor het eind. Zo heeft Jaap Scholten - het moet gezegd: zonder al te veel diepgang - de innerlijke tegenstrijdigheid van Frederik in een lekker leesbaar verhaal weten te gieten."
Na het succes van de roman wijdde Scholten zich geheel aan het schrijven. Probleem was daarna lange tijd dat een dergelijk nadrukkelijk schrijversschap hem enigszins verlamde. Ter afleiding deed hij verschillende andere schrijfklusjes, waarvan het merendeel voor film. Zo schreef hij de KRO-televisiefilm Wodan!, onder regie van Norbert ter Hall en een speelfilm met de werktitel Luna (regie Jean van der Velde).
In 2001 verscheen zijn tweede roman Morgenster. In dit boek speelt de bekende Molukse treinkaping op 11 juni 1977 in Drente een grote rol. In de chaos die vervolgens in het dichtstbijzijnde ziekenhuis ontstaat worden de jongetjes Octave en Finn geboren. De baby's worden verwisseld en zo groeien beide jongens op in de verkeerde familie: de een bij een deftige familie, de ander bij een bohemien muesli-etend gezin. Centraal staat de vraag wat belangrijker is: genen of opvoeding? De moeder die je baart of de moeder die een pleister op je knietje plakt als je bent gevallen? Sinds enige jaren woont Scholten in Hongarije, van waaruit hij onder andere voor NRC Handelsblad columns en brieven schrijft. Zijn nieuwste boek, De Wet van Spengler, verscheen mei 2008.