Willem Frederik Hermans (1921-1995) studeerde fysische geografie in Amsterdam, promoveerde in 1955, was tot 1973 lector aan de Groningse universiteit, vestigde zich als schrijver in Parijs om de laatste jaren van zijn leven door te brengen in Brussel. Hermans schreef een een enorm en veelzijdig oeuvre en hij geldt als een van de grootste Nederlandstalige schrijvers. Behalve romans publiceerde hij in de loop der jaren ook verhalen, essays, poëzie, vertalingen en toneelwerk. Vertalingen van zijn werk verschenen in Duitsland, Noorwegen, Zweden, Engeland en Amerika, Frankrijk, Griekenland, Slovenië en Estland.
Na de Tweede Wereldoorlog, die een grote rol speelt in het werk en het leven van Hermans, verschenen van zijn hand gedichten (Horror coeli, 1946), verhalen (Moedwil en misverstand, 1948) en romans: Conserve (1947) en De tranen der acacia's (1949). Daarop volgden de roman Ik heb altijd gelijk (1952), de verhalenbundels Paranoia (1953, waarin opgenomen de novelle Het behouden huis) en Een landingspoging op Newfoundland (1957). Hermans brak door naar een groot lezerspubliek met de roman De donkere kamer van Damokles (1958), waarin de hoofdpersoon Henri Osewoudt door een mysterieuze dubbelganger in het verzet tegen de Duitse bezetter wordt betrokken. Een ander hoogtepunt in zijn werk is de roman Nooit meer slapen (1966), over een mislukte expeditie in Lapland van een jonge geoloog. Herinneringen van een engelbewaarder (1971) is een opnieuw in de Tweede Wereldoorlog spelende roman over de meidagen van 1940. Hierna verschenen een aantal satirisch getinte romans zoals Onder professoren (1975) en Uit talloos veel miljoenen (1981).
Aan het begin van de jaren tachtig schreef Hermans binnen korte tijd een aantal novelles - Filip's sonatine, Homme's hoest (beide 1980), Geyerstein's dynamiek (1982) en De zegelring (1984), waarin hij oude thema's uit zijn werk hernam. Vanaf de roman Een heilige van de horlogerie (1987) keerde Hermans terug naar de wortels van zijn schrijverschap, zij het soms in een mildere, melancholieke toon. Twee jaar later volgde de grote roman Au pair, die zich in Parijs afspeelt en waarin de schrijver zelf ook een personage is. In 1991 publiceerde de verhalenbundel De laatste roker. In 1992 kreeg hij de opdracht om het Boekenweekgeschenk van het jaar erop te schrijven: In de mist van het schimmenrijk, later in zijn volledige omvang gepubliceerd als Madelon in de mist van het schimmenrijk. Onvoltooid maar wel door hemzelf voor publicatie afgestaan was de in 1995 postuum verschenen roman Ruisend gruis.
Naast zijn verhalend proza schreef Hermans een schat aan essayistisch en polemisch werk, waarmee hij vanaf Mandarijnen op zwavelzuur (1964) zijn gezaghebbende en scherpe naam vestigde. Zijn veelzijdige belangstelling toont Hermans in zijn opstellen over onderwerpen uit de literatuur (o.a. Multatuli), kunst (o.a. fotografie), filosofie (o.a. Wittgenstein), techniek, politiek en geschiedenis (o.a. de Tweede Wereldoorlog).
Sinds 2005 verschijnen, onder auspiciën van het Willem Frederik Hermans instituut en wetenschappelijk bezorgd door het Huygens Instituut der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Den Haag, de Volledige Werken van Hermans, die in totaal 24 delen zullen bevatten. Het laatste deel zal in 2016 verschijnen.
Recente uitgaven uit de nalatenschap van Hermans zijn onder meer Je vriendschap is werkelijk onbetaalbaar (brieven aan Geert van Oorschot, 2004), Richard Simmillion. Een onvoltooide autobiografie (autobiografisch proza met een niet eerder gebundeld verhaal en een nawoord door Arjan Peters, 2005), Niet uit kwaadaardigheid (de scherpste polemieken, samengesteld en ingeleid door Max Pam, 2004), De weerspannige slaper (Parijse notities, gekozen en ingeleid door Arjan Peters, 2004) en Verscheur deze brief. Ik vertel veel te veel (briefwisseling met Gerard Reve, bezorgd en ingeleid door Nop Maas en Willem Otterspeer, 2008).