'Ik wil dat men mij ziet in mijn eenvoud, gewoon zoals ik ben, ongedwongen en zonder opsmuk: want ik portretteer mijzelf. Hier zullen zowel mijn gebreken als mijn natuurlijke gedaante onverbloemd worden weergegeven, voorzover het fatsoen mij dit toestaat. Als ik onder een van de volken had geleefd waarvan het heet dat zij nog de vrijheid van de oorspronkelijke natuurwetten genieten, weet dan dat ik mij volgaarne spiernaakt had laten zien, ten voeten uit. Dus, lezer, ik vorm zelf de stof van mijn boek; het is onjuist uw tijd te verdoen met een zo frivool en ijdel onderwerp. Vaarwel dus.'
Dag zegt Montaigne in het voorwoord van zijn Essays, zijn 'probeersels': gelukkig maar dat er lezers zijn geweest die zijn raad om onmiddelijk af te haken in de wind hebben geslagen, want dan was een van de grootste meesterwerken van de wereldliteratuur in vergetelheid verzonken. Nu is het tegendeel het geval: niet alleen heeft Montaignes werk een heel nieuw genre, dat van de essayistiek, in het leven geroepen, en binnen dat genre is het blijven staan als een nooit meer te overtreffen hoogtepunt, als een lijfboek dat niet in de boekenkast, maar op het nachtkastje thuishoort, ja als een boezemvriend, die je elke dag wel even wilt zien, en bij wie het je niet spijt wanneer dat even een paar uur wordt.