In deze roman beschrijft Hubert Lampo de raadselachtige liefde tussen de zelfvoldane, erudiete Merlaan en de beroemde operazangeres Lise Clément, ten tijde van het victoriaanse Antwerpen. Maar ook het zestiende-eeuwse Antwerpen, smeltkroes van humanisten, alchemisten en ketters, sijpelt door in deze romantische vertelling.
Er zijn plannen om de Kolvenierstoren, het laatste overblijfsel van de middeleeuwse Sint-Michielsabdij, te slopen. Om het historische bouwwerk te behoeden voor de slopershamer zet Merlaan, de bekende hoofdredacteur van het Antwerpse dagblad Het Avondnieuws, een campagne op.
Maar waarom staakt hij plotseling en zonder verklaring zijn welsprekende pleidooien voor het behoud van de toren? Jaren later onderzoekt Merlaans verre opvolger, samen met zijn zoon, deze geheimzinnige zaak tijdens een vakantie op het platteland.
De man die van nergens kwam vormt een hoogtepunt in de reeks Antwerpse romans van Hubert Lampo en verleent een nieuwe dimensie aan zijn magisch-realisme.