Aanhoudende voorspoed heeft van scheepsbouwer Berend Bepol, zestig jaar oud, een bezadigd man gemaakt met een filosofische inslag. De neergang in de scheepsbouw van najaar 1920 deert hem aanvankelijk dan ook weinig, wel maakt hij zich zorgen omdat hij geen opvolger heeft en is zijn dochter nog ongetrouwd. Hij doet zijn meesterknecht Niesten een voorstel, maar wanneer die een half jaar later in het huwelijk treedt, rijzen er problemen die hij niet had kunnen voorzien.
Twee huizen staan er nu tegenover elkaar op de werf. In het nieuwe zit Niesten, die nauwelijks buiten komt omdat er nog steeds geen werk is. In het oude proeft Bepol de smaak van ondank. Hij vindt dat zijn beoogde vennoot wel eens achter opdrachten aan zou kunnen gaan, maar wanneer Niesten inderdaad met een spectaculaire order van een Duitse rederij thuiskomt, wil hij geen plaats voor hem maken op de helling. Het schip dat vervolgens op het naastliggende weiland verrijst, overtreft alles wat Bepol ooit gebouwd heeft.
'De nieuwe man' is een roman waarin hartelijke opdringerigheid, het onophoudelijk observeren van de ander en de geslotenheid van het podium een benauwend verbond aangaan. Het is een tragedie in de beste traditie van de klucht, een verhaal van schaamte, vriendschap en verlangen.