Gabriele d’Annunzio, bijgenaamd de Profeet, is de vader van de moderne Italiaanse letterkunde. Zijn leven was even geruchtmakend als zijn werk. Hij was schrijver, dichter, journalist en politicus, maar bovenal een dwarse dandy die zich liet leiden door esthetische principes. Hij hield van schoonheid, vrouwen en zijn vaderland. In de Eerste Wereldoorlog speelde hij een heldenrol in het Italiaanse leger.
In De schoonheid van de nacht verschijnen drie egodocumenten voor het eerst in Nederlandse vertaling: Solus ad solam (1908), het dagboek over de psychose van zijn toenmalige vriendin, gravin Giuseppina Mancini; het dagboek Nocturne (1916), dat hij letterlijk blind schreef nadat hij tijdens WOI met zijn gevechtsvliegtuig was neergestort; en een fragment uit zijn memoires Het geheime boek (1922).
De teksten in De schoonheid van de nacht zijn geselecteerd, vertaald en van een inleiding voorzien door Jan van der Haar.
Gabriele d’Annunzio (1863-1938) was dichter, journalist, romancier, toneelschrijver en politicus. Met de dichtbundels Primo vere en Canto novo vestigde hij zijn naam als heroïsche literatuurvernieuwer. In Nederland verschenen onder andere zijn romans Het kind van de lust (1889), De triomf van de dood (1894) en Het groote vuur (1900).