In het jaar 79 na Christus barstte de Vesuvius bij Napels uit. Een ramp waardoor de stadjes Pompeii en Herculaneum voor eeuwen onder de lava werden bedolven. De Romeinse senator en redenaar Gaius Plinius Secundus, beter bekend als Plinius de Jongere (ca. 62-ca. 113), was ooggetuige. Hij schreef er twee prachtige, gedetailleerde brieven over op speciaal verzoek van de grote Romeinse geschiedschrijver Tacitus.
De twee schrijvers hebben meer contact gehad. Elf brieven uit de verzamelde brieven van Plinius zijn aan Tacitus gericht, en in nog eens vijf brieven schrijft Plinius over zijn vermaarde tijdgenoot. Steeds lovend en respectvol, maar hij is duidelijk ook uit op erkenning. Tezamen bieden zijn Tacitus-brieven een verfijnd portret van twee Romeinse topauteurs, beiden op zoek naar eeuwige roem en onsterfelijkheid.