De jaren zestig vormen niet alleen Freek de Jonge, maar veranderen ook een hele samenleving. Freek brengt deze jaren, tussen de Cubacrisis (1962) en de maanlanding (1969), door in Goes, waar zijn vader godsdienstleraar is geworden.
Na een optreden op een schoolavond is zijn diepste verlangen komiek te worden à la Toon Hermans. Zo snel mogelijk weg uit Zeeland en studeren in Amsterdam is dus geboden. Bij het lustrumcabaret Cabariolet van het Amsterdams Studenten Corps ontmoet hij Bram Vermeulen. Een jaar later is Neerlands Hoop In Bange Dagen een feit en in juni 1969 gaat hun eerste programma in première. Een week na die succesvolle start volgt een geruchtmakend interview in de Volkskrant. De naam is gevestigd, het imago bepaald.
Na Kom verder! (1900-1951) en Reikhalzend verlangen (1951- 1962) geeft De Zeeuwse jaren nu een onthullend beeld van hoe voorgeschiedenis en tijdgeest een van de meest succesvolle cabaretiers hebben voortgebracht die Nederland rijk is.