Een paar jaar na de Tweede Wereldoorlog begint voor Kees van Galen de oorlog pas echt. Kees is de zoon van een beruchte NSB'er. Na bijltjesdag moeten zijn moeder en hij vluchten naar een ander dorp, waar ze met de nek worden aangekeken. Op een dag vind Kees zijn moeder dood in bed... Een ellendige tijd van dreiging en valse beschuldiging volgt.
In Kees' hoofd klinken steeds twee bijbelteksten: 'In de plaats van de vaders zullen de zonen zijn' en 'de zonden der vaderen zullen worden bezocht aan de kinderen tot het vierde geslacht'. Als dat zo is, heeft hij dan wel recht om te leven? vraagt Kees zich vertwijfeld af.
Ondertussen groeit in Kees' hart de liefde voor Willemien Wouters. Hij probeert van alles om haar te ontmoeten, maar zijn pogingen lopen op niets uit. Tot hij in de jeugdsoos oog in oog met haar staat. Maar haar broer, Johannes, is er ook. En die weet dat Kees de zoon van een NSB'er is...