Luther legt Psalm 111 uit als een danklied voor
de uittocht uit Egypte en de viering van het
Pascha. Vervolgens staat hij stil bij de viering
van ‘ons Pascha’, het Heilig Avondmaal.
Let op de kostelijke naam waarmee de
dichter het sacrament aanduidt: een gedachtenis
van Zijn wonderen. Dat betekent,
dat men in het openbaar de onuitsprekelijke
wonderen moet belijden
die God door Christus gedaan heeft.
Wij waren in de zonden verdoemd, in de
dood verloren, onder de duivel gevangen.
Daarvan heeft Hij ons door Zijn bloed
en dood gered.