Geluk is onmogelijk pakt de draad op waar De kluizenaar en zijn Muze eindigde, na het proces rondom Madame Bovary, en beslaat de tweede helft van het leven van Gustave Flaubert. In die tijd schreef hij een aantal belangrijke werken: de historische roman Salammbô, De leerschool der liefde en Bouvard en Pécuchet.
Het succes van Salammbô verschafte hem toegang tot de hogere kringen; zo kwam hij in de salon van prinses Mathilde en aan het hof van Napoleon de Derde. Hij voerde dan ook uitgebreid correspondentie met de grote auteurs en mecenassen: de gebroeders Goncourt, Guy de Maupassant, Baudelaire en Ivan Toergenjev.
Buiten die beroemdheden is er in deze selectie ook plaats voor meer alledaagse mensen, zoals een onbekende lezeres van Madame Bovary, en meer alledaagse onderwerpen, zoals de financiële moeilijkheden waarin zijn nichtje Caroline hem bracht.
Maar vooral schrijft Flaubert in deze brieven over zijn zelfopgelegde regime van kuisheid en eenzaamheid, en over zijn `worsteling met de stijl : het schrijven.
Madame Bovary heb ik maar één keer gelezen, terwijl ik Flauberts brieven steeds weer oppak. Die zijn weergaloos. Ik hou van dat ruwe, ongepolijste erin. Jaap Scholten in NRC Handelsblad over Haat is een deugd
Ik heb de brieven gelezen en herlezen en aarzel niet ze te houden voor het ware meesterwerk van Flaubert. Enid Starkie