In een wereld die zich iedere dag wéér schreeuwender aandient, kun je je afvragen hoe een mens zich ooit kan verzoenen met het feit dat hij bestaat, en dat hij daar het beste van moet maken. Tenminste, dat vraagt Marja Pruis zich af. Kijkend naar zichzelf en anderen verkent zij de vage grenzen tussen zelfhaat en ijdelheid, schoonheid en verdriet, verlegenheid en narcisme, liefde en medelijden. Wie zie je als je in de spiegel kijkt? Wat is het gastvrouwsyndroom en hoe kom je ervan af? Waarom gaat de mensheid niet aan schaamte ten onder? Wanneer is het gerechtvaardigd om ‘ik’ te schrijven? Waarom zijn vrouwen grappiger dan mannen?
Genoeg nu over mij is de weerslag van lezend denken, en van denkend naar de wereld kijken. Het is actuele en literaire essayistiek op zijn allerbest.
‘Je mag het tegen niemand zeggen.’ Het meisje in de trein voerde drie keer exact hetzelfde telefoongesprek. ‘Tegen niemand zeggen.’ Ze zei het niet, ze fluisterde het niet, ze schreeuwde het. ‘Niemand mag het weten!’ gilde ze door de coupé. Het was obsceen, niet te tolereren, het was grotesk. Het kwam in de buurt van mijn literair program, van wat ik wil op papier. De hele wereld ongevraagd penetreren met iets wat niet doorverteld mag worden.