Nikolas stond boven op zijn wagen, zijn cape wapperend in de
wind. Duizenden kinderen knielden in stille afwachting voor
hun leider neer. Job en Johanna bleven op afstand staan.
‘Het zal geen gemakkelijke tocht zijn’, sprak Nikolas, ‘maar
God zal ons leiden! Met Zijn hulp zullen we doorlopen tot
aan de zee bij de stad Genua. En daar zal het wonder van
God zich voor onze ogen voltrekken. De zee zal splijten!’
Keulen, 1212. Johanna en haar broertje
Thomas sluiten zich aan bij
een grote groep kinderen die op
pad gaan naar Jeruzalem. De ellenlange
reis, onder leiding van
de blonde jongen Nikolas, wordt
algauw een hongertocht vol ontberingen
en moeilijke situaties.
Ze worden ontvoerd door roofridders, slaan
in een hevige storm overboord en moeten door een levensgevaarlijke
bergpas hun weg zien te vinden. De dappere,
zorgzame Johanna doet er alles aan om de moed
erin te houden en de zwakke kinderen te verzorgen. Toch
heeft ook zij hoe langer hoe meer twijfels. Waarom denken
de leiders alleen aan zichzelf? Is deze tocht werkelijk
God bedoeling? En klopt het wel wat Nikolas beweert?
Samen met haar onafscheidelijke vriend Job probeert ze deze
tocht tot een goed einde te brengen. Maar als ze in Genua
aankomen, staat hen een afschuwelijke gebeurtenis te wachten
die door hun hulp maar nauwelijks voorkomen kan worden
…