‘Mijn leven kan in twee delen worden opgedeeld. Vóór mijn kennismaking met Borowski, rond 1990, en daarna. Borowski is mijn voorbeeld.’ Arnon Grunberg
In 1951 maakte de Poolse schrijver Tadeusz Borowski, achtentwintig jaar oud, een einde aan zijn leven. Hij liet een uitzonderlijk oeuvre na, waarin hij zijn oorlogs- en kampervaringen verwerkte.
Acht jaar eerder, in 1943, was hij als niet-Joodse Pool gedeporteerd naar Auschwitz en vervolgens naar andere concentratiekampen. Maria, zijn geliefde, die al eerder was opgepakt, overleefde Auschwitz eveneens. Ze trouwden na de oorlog. Een paar dagen nadat hun dochter werd geboren stierf Borowski door het gas.
De realiteit van het kamp, waar systematisch elke solidariteit onder gevangenen werd ondermijnd, verwerkte Borowski in niets en niemand ontziende ooggetuigenverhalen en gedichten, die tot de indrukwekkendste literatuur van de twintigste eeuw behoren.
Arnon Grunberg, die met de titel van zijn bloemlezing Bij ons in Auschwitz al een eerbetoon bracht aan Borowski, schreef een inleiding bij het grotendeels voor het eerst in het Nederlands vertaalde werk.