De novelle die niemand wou publiceren.
In 1925 schreef J. van Oudshoorn een novelle, ‘Pinksteren’, die te onzedig was om te verschijnen in een van de literaire bladen. Uitgevers durfden al helemaal hun vingers niet te branden aan die pikante verhaal over de eerste liefde van de auteur (en over masturbatie). Ten slotte ontstond het plan om ‘Pinksteren’ onder te brengen in een verhalenbundel met teksten over Van Oudshoorns jeugd. De schrijver zelf voerde het plan niet uit, maar postuum kwam het er toch nog van: ‘Jeugd’ bevat verhalen en romanfragmenten die het oorspronkelijke idee zo dicht mogelijk benaderen. Met deze vijf autobiografische teksten krijgen we ook meteen een overzicht van Van Oudshoorns evolutie als schrijver: ‘Ochtendkrieken’ en ‘Gestalten’ zijn extreem poëtisch geschreven, terwijl ‘Uitgesloten’ en ‘Vakantie’ veel directer en realistischer geschreven zijn.
Met een inleiding door Wam de Moor.
Jan Koos Feylbrief (1876-1951) was begin 20ste eeuw voor lange tijd de kanselier van de Nederlandse ambassade in Berlijn. Onder het pseudoniem J. van Oudshoorn heeft hij verhalen en romans geschreven die zijn doortrokken van een abnormale omgevingsangst, waarin de dood groots figureerde en de zin van het leven slechts een kleine rol werd toebedeeld. Van Oudhoorns seksuele frustraties en zijn sombere kijk op het leven komen naar voren in verschillende romans, zoals zijn bekende werken 'Willem Mertens' levensspiegel' en 'Tobias en de dood'. Hoewel J. van Oudshoorn slechts een bescheiden oeuvre heeft geschreven, heeft hij voor zijn werk veel waardering gekregen van verschillende schrijvers als F. Bordewijk, Frans Coenen en M. Nijhoff.