Opkomst en ondergang van het marktfundalisme De drie decennia na de Tweede Wereldoorlog worden wel de Gouden Jaren genoemd. Er was sprake van een aanhoudende, sterke economische groei en er werd gewerkt aan de opbouw van de moderne verzorgingsstaat. Met de Grote Crisis van de vorige eeuw in het collectieve geheugen, zorgden overheden voor stabiele groei en volledige werkgelegenheid. In de loop van de jaren zeventig stagneerde de groei, nam de inflatie toe en begon de werkloosheid op te lopen. Economen en beleidsmakers gingen op zoek naar een nieuw economisch instrumentarium. De overheid werd van oplossing tot probleem en diende terug te treden, teneinde de markt zijn zegenrijke werk te laten doen. Met Thatcher en Reagan triomfeerden deze nieuwe opvattingen. Na aanvankelijke successen ontspoorde het neoliberalisme in de tweede helft van de jaren negentig. De marktideologie kreeg fundamentalistische trekken en in de Amerikaanse kapitaalmarkt ontwikkelde zich een wildwestkapitalisme. Deze wildgroei leidde in 2008 tot een hartstilstand in de financiële sector: de kredietcrisis. Een derde, ingrijpende beleidstransformatie lijkt noodzakelijk.