Joseph Pearce is al drieënveertig voordat hij ertoe komt zijn joodse familie op te zoeken. Dat blijkt geen sinecure. Uit elkaar geslagen door de Tweede Wereldoorlog leeft de familie verspreid over de hele wereld: neven en tantes wonen in Engeland, de Verenigde Staten, Israël, Bolivia, Australië en Zuid-Afrika. Sommigen hebben, net als de vader van de auteur, niet of nauwelijks met hun kinderen over hun verschrikkelijke ervaringen gesproken. Pas als Joseph Pearce hen opzoekt, besluiten ze te spreken.
Naast het trauma van de Shoah houdt nog een andere tragedie de familie in haar ban: de raadselachtige zelfmoord van grootmoeder Else Durra. Aan de hand van nagelaten brieven en gesprekken met familieleden reconstrueert Pearce de groeiende wanhoop van deze banneling. Voor zijn oma was het leven vóór de oorlog al zinloos geworden na de dood van haar jongste zoon.
Met het verhaal van zijn eigen odyssee die hem naar bloedverwanten op vier continenten brengt, maakt Pearce de tragedie van de twintigste eeuw pijnlijk voelbaar.