In Rose vertelt Rosita Steenbeek het bewogen leven van haar grootmoeder Rose en de lotgevallen van haar joodse familie tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Rose is de dochter van een joodse moeder en een Duitse vader. In 1929 verliest zij haar hart aan Gerard, een Nederlandse dominee, en samen vestigen zij zich in Klaaswaal, een dorpje onder de rook van Rotterdam.
In de jaren dertig waaiert Roses joodse familie uit over de wereld, op de vlucht voor Hitlers antisemitische bewind. Op 10 mei 1940 valt het Duitse leger Nederland binnen en op 14 mei ziet Rose de bommen op Rotterdam vallen. Haar man sluit zich aan bij het verzet en wordt opgepakt. Door spelingen van het lot komen leden van Roses familie in de oorlog aan verschillende kanten van het front terecht.
Rosita Steenbeek, bekend van haar vele romans en boeken over Rome, schrijft met Rose een boek over een grote liefde tussen twee mensen, maar ook over goed en kwaad, over vergeving en over hoe moeilijk het is om de wereld in te delen in zwart en wit.