Jan Cremer
Schrijver en beeldend kunstenaar Jan Cremer (1940) stamt van vaderszijde uit een familie van hoefsmeden en beroepsmilitairen uit Pruisen en Hessen, zijn moeders familie is afkomstig uit Hongarije. Korte tijd volgde hij een opleiding aan de Academie voor Beeldende Kunst in Arnhem. Als schilder kreeg hij snel erkenning met zijn peinture barbarisme', intussen reist hij veel en woont overal.
In 1964 verscheen zijn eerste roman, Ik Jan Cremer. Het boek is een soort autobiografie, een moderne schelmenroman over het woelige leven van Cremer zelf. Al eerder hadden zijn uitspraken de emoties al doen oplopen, maar bij de verschijning van 'de onverbiddelijke bestseller' was de rel compleet. In het gereformeerde Nederland van de jaren zestig werd Cremer gezien als een staatsgevaarlijk individu, een slecht voorbeeld voor de jeugd dat dierlijke driften bij zijn publiek losmaakte. Tegelijk werd hij geprezen door beroemde collega's zoals Willem Frederik Hermans.
Midden in alle hectiek vertrok Cremer naar New York, waar hij de juiste man op het juiste moment was: al snel werd hij opgenomen in de culturele incrowd met alle jonge kunstenaars, popsterren, acteurs en regisseurs van dat moment. De vertaling van zijn eerste boek verscheen en er werden in Hollywood plannen gesmeed het te verfilmen. Intussen richtte hij een poptijdschrift op en werd mede-eigenaar van de bestlopende nachtclub in Manhattan. De verschijning van de Engelse vertaling van zijn boek maakten hem tot een groot succes, dat ook zijn keerzijde kende, en waarover hij veertig jaar na dato Ik Jan Cremer Derde Boek (2008) zou publiceren.
Voor het zover was kwam Ik Jan Cremer Tweede Boek uit (1966), dat eveneens een groot succes was en wereldwijd werd vertaald. Gezien de controverse rond de aan Cremer toegekende Amsterdamse Prozaprijs 1967, bleken de reacties weer ver uiteen te lopen. Vanaf 1970 combineerde zijn werk met zijn reis- en zwerflust. Zes maanden per jaar reisde hij, de andere maanden verdeelde hij zijn tijd tussen schrijven en schilderen. Vele van zijn reizen zijn een reconstructie van de trektocht van de Hunnen onder Attila en de Mongolen onder Djenghis Khan. Cremers fascinatie met dit onderwerp leidde tot de roman De Hunnen (1983).
Van recentere datum zijn onder meer de uitgaven De wilde horizon (reisverhalen, 2003), Verloren gedichten (2004), Brieven 1956-1996 (2005, bezorgd door Hans Sleutelaar), De Cremer Tapes (autobiografie aan de hand van teruggevonden aantekeningen en interviews, 2006). In het voorjaar van 2008 verscheen, 44 jaar na zijn eerste onverbiddelijke bestseller, het nieuwe deel van de autobiografische romancyclus: Ik Jan Cremer Derde Boek. Het is een rauw en openhartig verslag van de keerzijde van het grootste succes dat de Nederlandse literatuur in de jaren zestig heeft gekend.
In 2016 publiceerde De Bezige Bij Odyssee, waarin hij de oorsprong van het roerige en dramatisch verlopen leven van zijn ouders onderzoekt.
In november 2017 verschijnt Sirenen, het prachtige relaas van een dramatisch verlopen liefde. 'Mijn hart breekt nu ik jouw brieven na zoveel jaren inkijk. Wat heb ik je aangedaan? Een schrijven van zo lang geleden dat nog zo'n indruk maakt. Ik wilde je geen pijn doen, maar was het mij die vrijheid waard? Nee, maar het is een mensenleven later dat ik dit beken.'
Lees meer