‘Altijd onderweg. Omdat onderweg zijn ook voelen is, ergens zijn, ergens anders zijn, die wind, de takken in je gezicht, de grond echt onder je voeten, in contact staan met waar je bent. Eigenlijk maakt het niet zo heel veel uit waar je uitkomt, of je wel uitkomt waar je van plan was uit te komen, want je neemt altijd jezelf mee. Nu moet ik alleen nog leren tot rust te komen, op welke plek dan ook, er zijn, nergens heen hoeven, stil zitten en ademen en er zijn. Dan hoef ik nergens meer heen, want ik ben er al.’
Voor Dolf Jansen is hardlopen allang geen sport meer, maar een way of life. Met het asfalt of het zand onder de voeten de horizon tegemoet door de polder, de bossen en weilanden, tussen velden en rietkragen. Gedachten over de dag van gisteren, die van morgen, het bestaan. Een boerderij, wat lammetjes, de zon op de huid of juist de regen en de wind die het lichaam en de geest teisteren. En dan na kilometers je afgepeigerd even aan een zwemtrapje vastklampen om je lichaam onder te dompelen in het ijskoude water van de rivier de Bullewijk. Goed voor de doorbloeding. Dan voel je dat je leeft. Het schrijven komt daarna als vanzelf. In Streep op de weg zijn Jansens beste verhalen over hardlopen van de afgelopen vijftien jaar verzameld.